Essentiële vetzuren zijn essentiële vetzuren die het organisme niet zelf kan produceren en via voedsel moet opnemen. Voedingsvetten bestaan voornamelijk uit zogenaamde triglyceriden, die drie vetzuren bevatten. De drie vetzuren kunnen verschillend zijn – zoals verzadigd, enkelvoudig onverzadigd of meervoudig onverzadigd. Geen enkel natuurlijk vet bevat slechts één type vetzuur. De respectievelijke aandelen verschillen echter aanzienlijk.
Beide behoren tot de meervoudig onverzadigde vetzuren. Uit alfa-linoleenzuur kan het lichaam alle noodzakelijke omega-3-vetzuren zelf produceren – dit zijn voornamelijk DHA (docosahexaeenzuur) en EPA (eicosapentaeenzuur). De synthesesnelheid is echter zo laag dat DHA en EPA ook als essentieel worden beschouwd.
Linolzuur is onder andere de basis voor de synthese van het omega-6 vetzuur arachidonzuur, dat het lichaam op zijn beurt in voldoende, maar niet te grote hoeveelheden nodig heeft om noodzakelijke ontstekingsreacties op te wekken.
Alfa-linoleenzuur is een plantaardig omega-3 vetzuur en komt vooral voor in noten en plantaardige oliën zoals lijnzaad, hennep en walnootolie.
De belangrijkste bron van DHA en EPA, aan de andere kant, is vis en zeevruchten, vooral vetrijke koudwatervissen.
Een hoog aandeel linolzuur of omega-6 bevat bijvoorbeeld distel-, zonnebloem- en maïskiemolie, maar ook granen, vlees en zuivelproducten.
Waarom heeft het lichaam DHA en EPA nodig?
Omega-3 vetzuren zijn te vinden in alle celmembranen. DHA en EPA zijn vooral belangrijk voor het cardiovasculaire systeem, de ontwikkeling van de hersenen en het gezichtsvermogen. DHA is het centrale structurele vet in de hersenen en het centrale zenuwstelsel. EPA is het uitgangsmateriaal voor eicosanoïden – hormoonachtige boodschappers die betrokken zijn bij de regulatie van tal van lichaamsfuncties.
Omega-3 en Omega-6
Omega-3 en omega-6 vetzuren hebben tegengestelde taken in het lichaam. Het organisme heeft beide nodig in een evenwichtige balans. Omega-6 vetzuren zijn vaak overvloedig aanwezig in de voeding. Een omega-6/3 verhouding van 1:1 tot 4:1 wordt als optimaal beschouwd. In de meeste geïndustrialiseerde landen ligt de werkelijke verhouding echter tussen 20:1 en 30:1.